De studie van de werknemer bestond voornamelijk uit wekelijkse zelfstudie tijdens werktijd. Er was dus geen sprake van een concrete opleiding. De kantonrechter overwoog dat dit er de facto toe leidde dat een opzegging van de arbeidsovereenkomst altijd tijdens de opleiding plaatsvond zodat toepassing van het studiekostenbeding steeds tot gevolg had dat de werknemer alle studiekosten diende terug te betalen. De kantonrechter was daarom van oordeel dat het beding als een verkapt boetebeding moest worden aangemerkt. De kantonrechter kwam dan ook tot de conclusie dat de werknemer niet in redelijkheid kon worden verplicht tot vergoeding van de gevorderde studiekosten.
Uit deze zaak blijkt dat een studiekostenbeding niet altijd leidt tot terugbetaling van de studiekosten door de werknemer. Het is daarom van belang om goed te (laten) kijken naar de formulering van een studiekostenbeding.
Voor het geval de werkgever geen beroep kan of wil doen op een studiekostenbeding, is het verstandig om in ieder geval met de werknemer af te spreken dat studiekosten (inzetbaarheidskosten) in mindering worden gebracht op de transitievergoeding. Het moet dan wel gaan om kosten die tijdens de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt met als doel het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer; dus het verbeteren van zijn positie op de arbeidsmarkt. Het mag niet gaan om studiekosten die zijn gemaakt ter bevordering van kennis en vaardigheden van de werknemer voor het uitoefenen van een functie bij de werkgever.
In het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding heeft de minister uitgewerkt om welke voorwaarden en welke kosten het gaat. Het gaat bijvoorbeeld om kosten voor (om)scholing, outplacement, of het in acht nemen van een langere opzegtermijn om de werknemer de tijd te geven om ander werk te vinden. De werknemer moet dan wel gedurende deze langere opzegtermijn vrijgesteld zijn van werk. Onder kosten vallen geen loonkosten (de tijd die de werknemer besteedt aan het volgen van een opleiding in geld uitgedrukt). De loonkosten van de werknemer in de hiervoor beschreven zaak kunnen dus niet in mindering worden gebracht op de transitievergoeding. Om kosten in mindering te kunnen brengen op de transitievergoeding is schriftelijke instemming van de werknemer vereist. Verder moeten de kosten in een redelijke verhouding staan tot het doel waarvoor deze gemaakt worden.
Er mag geen sprake zijn van het twee keer terugvorderen of verrekenen van dezelfde kosten. Dit zal zich in de praktijk niet snel voordoen aangezien de verplichting tot het terugbetalen van studiekosten meestal volgt op een vrijwillig vertrek van de werknemer. In dat geval is geen transitievergoeding verschuldigd.
Tot slot nog even kort de voorwaarden voor een geldig studiekostenbeding:
- De regeling moet schriftelijk worden aangegaan,
- de terugbetalingsverplichting van de studiekosten moet worden beperkt tot een bepaalde periode,
- Er dient een glijdende schaal te worden toegepast. Dit houdt in dat de verplichting tot terugbetaling vermindert naarmate de arbeidsovereenkomst langer voortduurt,
- De regeling moet helder zijn. Eventuele onduidelijkheden worden meestal in het voordeel van de werknemer uitgelegd. Er dient dus duidelijk te worden omschreven welke kosten onder welke omstandigheden van de werknemer worden teruggevorderd.