De feiten waren als volgt: De werknemer was bij aandeelhoudersbesluit benoemd tot statutair bestuurder van de werkgever en in dienst getreden als Directeur Zorg. Op enig moment ontdekte de werkgever onjuistheden in het cv van de werknemer. De werknemer had in zijn cv vermeld dat hij bij de GGZ had gewerkt, dat hij EMDR opleidingen had gevolgd en dat hij lid was van verschillende specialistenverenigingen. De werkgever ontdekte dat dit niet klopte ten aanzien van de EMDR opleidingen en het lidmaatschap van de EMDR-vereniging. Mede als gevolg daarvan werd de werknemer door de algemene vergadering van aandeelhouders ontslagen als statutair bestuurder, omdat het verstrekken van onjuistheden op het cv een dringende reden voor ontslag oplevert. In de periode daarna bleken ook de werkervaring bij GGZ en andere lidmaatschappen, waaronder die van de beroepsvereniging van en voor BIG-geregistreerde psychotherapeuten, niet te kloppen. De werkgever heeft toen besloten om het aandeelhoudersbesluit van de benoeming en de arbeidsovereenkomst buitengerechtelijk te vernietigen wegens bedrog. Omdat een buitengerechtelijke vernietiging tot gevolg heeft dat de arbeidsovereenkomst in feite nooit heeft bestaan, wilde de werkgever het betaalde loon van de werknemer terug hebben.
De werkgever verzocht bij de kantonrechter terugbetaling van het aan de werknemer uitbetaalde nettoloon over de periode van januari 2017 tot en met mei 2017, omdat dit door de vernietiging van de arbeidsovereenkomst onverschuldigd aan de werknemer was betaald. De kantonrechter heeft dit afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof overwoog - kort samengevat - dat buitengerechtelijke vernietiging van een arbeidsovereenkomst wegens bedrog mogelijk is, maar dat daarvoor als extra vereiste geldt dat de overeenkomst (vrijwel) geheel nutteloos moet zijn geweest. Aan dit extra vereiste was volgens het Hof in deze zaak niet voldaan.
De werkgever vond dat het Hof ten onrechte deze extra eis had gesteld en legde de zaak voor aan de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat indien bedrog aanwezig is bij het aangaan van de overeenkomst, de werkgever zich kan beroepen op de (buitengerechtelijke) vernietiging van de arbeidsovereenkomst. Het wettelijk stelsel van het ontslagrecht (de beoogde bescherming van de werknemer als zwakkere partij) staat daaraan volgens de Hoge Raad niet in de weg, omdat dat niet strekt tot bescherming van een werknemer die bedrog pleegt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. In een dergelijk geval wordt de werkgever beschermd tegen de gevolgen van de onredelijke invloed die de werknemer heeft uitgeoefend op de wil van de werkgever.
Daarbij merkte de Hoge Raad op dat de rechter maatwerk kan toepassen bij het bepalen van de gevolgen van vernietiging. Zo kan voor het beantwoorden van de vraag of het gehele loon aan de werkgever moet worden terugbetaald, rekening worden gehouden met de vraag of de arbeidsovereenkomst voordeel heeft opgeleverd voor de werkgever.
De Hoge Raad overwoog tevens dat niet is vereist dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is gebleken. Het Hof had dit laatste wel als vereiste gesteld, waarbij het Hof aansluiting zocht bij de rechtspraak van de Hoge Raad over de toelaatbaarheid van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst.
De Hoge Raad heeft de beschikking van het Hof Den Bosch vernietigd en de zaak verwezen naar het Hof Arnhem-Leeuwarden.
Heeft u vragen overeen soortgelijke situatie of over buitengerechtelijke vernietiging van een arbeidsovereenkomst, neem dan gerust contact met ons op.