De vraag was of Care4Care viel onder de door de Minister verplicht gestelde deelname aan het pensioenfonds. Om te bepalen of dat het geval was werd uiteindelijk de Hoge Raad gevraagd te beoordelen of bij (langdurige) detachering sprake kon zijn van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:691BW.
Care4Care stelde zich (onder meer) op het standpunt dat ze niet onder verplichtstelling viel nu zij geen “traditioneel” uitzendbureau was. Zij hield zich niet bezig met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod naar tijdelijke arbeid – ook wel allocatiefunctie genoemd. Zonder die allocatiefunctie kon ook geen sprake zijn van een uitzendovereenkomst, aldus Care4Care.
De Hoge Raad overweegt dat de wet de uitzendovereenkomst omschrijft als een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer in het kader van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een ander om onder diens leiding arbeid te verrichten. Uit deze omschrijving volgt niet dat tevens sprake dient te zijn van een allocatiefunctie. Dat volgt evenmin uit de wetsgeschiedenis, zo oordeelt de Hoge Raad. Daarmee valt Care4Care onder de reikwijdte van de verplichtstelling van deelname aan STIPP.
Het arrest is niet alleen van belang voor de verplichte aansluiting bij STIPP. Er zijn eerder uitspraken van lagere rechters geweest waaruit volgde dat bijvoorbeeld payroll constructies niet voldeden aan het wettelijke kader van de uitzendovereenkomst vanwege het ontbreken van de allocatiefunctie van payroll ondernemingen.
De Hoge Raad haalt nu een streep door die opvatting: ook die constructies vallen onder het begrip uitzendovereenkomst en kunnen gebruik maken van de uitzonderingen op het gewone arbeidsrecht die gelden voor de uitzendovereenkomst, zoals de uitzondering op de ketenregeling en de mogelijkheid tot afwijking bij cao van de loondoorbetalingsverplichting als er geen werk meer is.
Voor zover uit het ruime wettelijke begrip ‘uitzendovereenkomst’ problemen voortvloeien voor de bescherming van werknemers die daaronder vallen, is het aan de wetgever om grenzen te stellen, zo overweegt de Hoge Raad. Bovendien heeft de rechter mogelijkheden om maatschappelijk ongewenst gebruik van de bijzondere regels die gelden voor uitzendovereenkomsten tegen te gaan, aldus de Hoge Raad.
De ruime uitleg van het begrip uitzendovereenkomst maakt dat verplichte deelname aan het pensioenfonds STIPP voor ondernemingen geldt waarvan het merendeel van het personeel wordt gedetacheerd bij derden. Het pensioenfonds kent echter ook een vrijstellingsregeling, waardoor er, onder voorwaarden, voor detacheerders een uitzondering van deelname aan het pensioenfonds kan worden bewerkstelligd.