De feiten waren (samengevat) als volgt. Een medewerker van een bedrijf dat software ontwikkelt, werd op staande voet ontslagen wegens het openen van 7 vertrouwelijke e-mails van directieleden. De werkgever nam het openen van de mails en het feit dat de werknemer niet inzag dat dit verkeerd was hoog op.
De werknemer zag af van vernietiging van het ontslag en verzocht de kantonrechter om toekenning van een billijke vergoeding van maar liefst € 496.365 bruto. Dit bedrag was gebaseerd op de verwachting dat de werknemer nog ruim 100 maanden (ruim 8 jaar) bij de werkgever werkzaam zou zijn geweest. Het gevorderde bedrag bestond uit het salaris en het pensioen dat de werknemer over die periode mis zou lopen. Daarnaast vorderde hij nog bedragen wegens schending van de privacy en immateriële schade.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet onterecht was gegeven. De kantonrechter was van mening dat in het onderhavige geval met een minder zware sanctie (een officiële waarschuwing of een ontbindingsverzoek) had kunnen worden volstaan. Het voorgaande had tot gevolg dat de werknemer inderdaad aanspraak kon maken op een billijke vergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding wees de kantonrechter onder andere op het New Hairstyle arrest.
In het New Hairstyle arrest heeft de Hoge Raad een aantal gezichtspunten geformuleerd voor de manier waarop de hoogte van de billijke vergoeding moet worden vastgesteld, zoals:
- wat zou de werknemer aan loon hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd;
- wat is de mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt valt te maken;
- zijn de redenen die de werknemer heeft om af te zien van vernietiging van de opzegging aan de werkgever toe te rekenen;
- heeft de werknemer inmiddels ander werk gevonden en welke inkomsten geniet hij daaruit;
- welke andere inkomsten kan de werknemer in redelijkheid in de toekomst verwerven;
- wat is de hoogte van de aan de werknemer toekomende transitievergoeding.
Bij de begroting van de billijke vergoeding moet mede worden gekeken naar hoe lang het dienstverband waarschijnlijk zou hebben voortgeduurd wanneer het onterechte ontslag niet zou zijn gegeven. Er dient een vergelijking te worden gemaakt tussen enerzijds de situatie waarin de werknemer zich door het ontslag bevindt en anderzijds de hypothetische situatie waarin de werknemer zou hebben verkeerd als het onterechte ontslag niet zou zijn gegeven.
De kantonrechter heeft in deze zaak een billijke vergoeding van € 15.327,- toegekend terwijl de medewerker een billijke vergoeding van ruim 4,5 ton had verzocht. De kantonrechter ging daarbij uit van een aanzienlijk kortere voortduring van het dienstverband, omdat er al langere tijd sprake was van een zeer stroeve relatie tussen de werknemer en één van de directieleden. De kantonrechter overwoog verder dat, alhoewel de handelwijze van de werknemer niet kwalificeert als een dringende reden, deze niet door de beugel kon en dat de werknemer daarmee het vertrouwen van de werkgever ernstig had beschadigd. De kantonrechter ging er daarom van uit dat de werkgever op korte termijn een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou hebben ingediend.
Het opvallende aspect aan deze uitspraak is dat de kantonrechter, naast de leeftijd van de werknemer, tevens de huidige (gunstige) arbeidsmarkt als relevant gezichtspunt noemt. De kantonrechter verwacht mede op grond van deze gunstige omstandigheden dat de werknemer niet lang zonder werk zal zitten.
Uit deze uitspraak zou kunnen volgen dat werkgevers - gelet op de huidige gunstige arbeidsmarkt voor werknemers - minder risico lopen om een omvangrijke billijke vergoeding opgelegd te krijgen. Of andere rechters dit criterium ook zullen gaan toepassen en welke gevolgen dit zal hebben voor de hoogte van de billijke vergoeding zal moeten blijken. Wij houden u uiteraard op de hoogte.
Heeft u vragen over ontslag op staande voet of over het risico op een billijke vergoeding, neem dan gerust contact met ons op via info@vanbladeladvocaten.nl of 030-2203111