Eerder dit jaar hebben we een blog gewijd aan de vraag of de werkgever een niet schriftelijk overeengekomen voordeel dat hij aan de medewerker heeft gegeven, mag afschaffen. We hebben daarin toegelicht dat als het door de medewerker verkregen voordeel een verworven recht (oftewel arbeidsvoorwaarde) is geworden, het de werkgever niet langer vrij staat het gegeven voordeel in te trekken. In die blog zijn we dieper in gegaan op de vraag wanneer iets een verworven recht is geworden en hebben daarbij een arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2018 besproken. Dat arrest geeft handvatten voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een verworven recht. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zich onlangs (18 augustus 2020) uitgelaten over de vraag of het werken in ploegendienst na 32 jaar een arbeidsvoorwaarde is geworden.
In de zaak voor het hof Arnhem-Leeuwarden ging het om een medewerker die vanaf zijn indiensttreding in de ploegendienst werkte. De ploegentoeslag (ongeveer EUR 680) vormde een aanzienlijk deel van zijn maandinkomen (salaris ongeveer EUR 2.380). Per 1 september 2019 plaatste de werkgever de medewerker in de dagdienst. De reden daarvan was dat de medewerker een hoog ziekteverzuim had (26, 95% tussen 2015 en 2019) zonder uitzicht op verbetering, waardoor de werkgever niet op hem kon rekenen in de ploegendienst. Dat zou al langere tijd verstorend werken voor de voortgang van de productie. Bovendien zou inzet voor vervanging in de ploegendienst door uitzendkrachten duur zijn en is de medewerker in de dagdienst makkelijker boventallig in te zetten. De medewerker was het niet eens met plaatsing in de dagdienst en vorderde in kort geding tewerkstelling in de ploegendienst. Volgens de medewerker was het werken in ploegendienst een arbeidsvoorwaarde geworden en heeft hij belang bij behoud van de ploegendienst in verband met de ploegentoeslag die hij ontving.
Anders dan de kantonrechter, oordeelde het hof dat het werken in ploegendienst geen arbeidsvoorwaarde is geworden. In de arbeidsovereenkomst was afgesproken dat “indien werknemer daartoe wordt aangewezen (..) hij gehouden is, arbeid te verrichten in … ploegendienst.” Die bepaling hield volgens het hof niet in dat de werkgever die van die bevoegdheid gebruik maakt, daar later niet meer op kan terugkomen en geen dagdienst meer van de medewerker kan verlangen. Het enkele feit dat de medewerker al zo’n 32 jaar in ploegendienst werkte, bracht niet mee dat de werkgever geen beroep meer kan doen op haar aanwijzingsrecht. Volgens het hof moet de werkgever natuurlijk wel als goed werkgever handelen bij gebruik van haar bevoegdheid om de bestaande ploegenindeling te wijzigen. Het hof overwoog dat de werkgever een voldoende zwaarwegende reden had voor plaatsing van de medewerker in de dagdienst. Hierbij nam het hof in ogenschouw dat de medewerker vaak niet kon werken en de werkgever onweersproken had gesteld dat de medewerker in de dagdienst makkelijker inzetbaar was. De periode van 6 maanden waarin de ploegentoeslag wordt afgebouwd, getuigt, aldus het hof, van goed werkgeverschap.
***
Gelet op het voorgaande hoeft nog geen sprake te zijn van een verworven recht of arbeidsvoorwaarde uitsluitend omdat de medewerker het voordeel lange tijd heeft gehad. Mocht u bepaalde werkwijzen in de organisatie willen veranderen, waardoor bijvoorbeeld toeslagen komen te vervallen of waardoor andere voordelen in het gedrang komen, neem dan gerust contact met ons op. Wij zullen dan samen met u nagaan wat de mogelijkheden zijn.