De kortgedingrechter van de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 28 maart 2019 de werkgever op grond van het goed werkgeverschap inderdaad verplicht de arbeidsovereenkomst op te zeggen en de transitievergoeding te betalen. De kantonrechter te Overijssel oordeelt anders.
Vonnis kortgedingrechter te Den Haag
De uitspraak van de kortgedingrechter doorbreekt de lijn van de rechtspraak. De belangrijkste overweging van de kortgedingrechter is dat het in het licht van de Wet compensatie transitievergoedingen die per 1 april 2020 inwerking treedt niet langer vol te houden is dat het in stand laten van een slapende arbeidsovereenkomst geen strijd met goed werkgeverschap kan opleveren. Het is, anders dan ten tijde van de eerdere rechtspraak, nu wel de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever om het voortbestaan van slapende dienstverbanden tegen te gaan, aldus de rechter. Volgens de rechter is het afhankelijk van de omstandigheden van het geval of sprake is van strijd met het goed werkgeverschap.
In het specifieke geval dat was voorgelegd aan de kortgedingrechter ging het om een slapende arbeidsovereenkomst zonder enig zicht op terugkeer van de werknemer. De werknemer was niet alleen terminaal ziek, maar ook speelde een rol dat de arbeidsovereenkomst feitelijk een ‘lege huls’ was geworden. De werknemer bekleedde namelijk de functie van statutair bestuurder en was in februari 2017 al als bestuurder van de vennootschap ontslagen.
Beschikking kantonrechter te Overijssel
De kantonrechter Overijssel overweegt dat het tot de keuzevrijheid van een werkgever behoort om een slapend dienst verband te beëindigen. Er bestaat daartoe geen wettelijke plicht. Verder overweegt de kantonrechter dat niet geheel zeker is dat de Wet compensatie transitievergoeding wordt ingevoerd en dat de invoering per 1 april 2020 betekent dat een werkgever zeer aanzienlijke bedragen aan transitievergoedingen zou moeten voorfinancieren. Tegen die achtergrond heeft de werkgever een belang om de arbeidsovereenkomst niet te willen beëindigen en is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen.
De kantonrechter merkt nog wel op dat na inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoedingen en nadat in de praktijk is gebleken hoe de administratieve beoordeling en afhandeling van de compensatie geschiedt, er wel een situatie kan ontstaan waarbij het slapend houden van het dienstverband kan uitgroeien tot ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarbij valt te denken aan de situatie dat de werkgever geen ander belang heeft dan het voorkomen van betaling van een transitievergoeding.
Slotopmerking
Deze uitspraken leiden er niet toe dat algemeen kan worden aangenomen dat de werkgever zonder meer gehouden is de arbeidsovereenkomst met een langdurig zieke werknemer op te zeggen en/of ernstig verwijtbaar handelt wanneer het dienstverband slapend wordt gehouden. Het lijkt verstandig te wachten met beëindiging van het slapend dienstverband tot de Wet compensatie transitievergoeding daadwerkelijk in werking is getreden. Wachten met betaling van de transitievergoeding heeft overigens tot gevolg dat niet de volledige transitievergoeding tot het moment van beëindigen wordt gecompenseerd. De compensatie is namelijk beperkt tot de hoogte van de transitievergoeding waar een werknemer recht op zou hebben op het moment dat de periode van verplichte loondoorbetaling eindigt. Het is wel mogelijk om via een vaststellingsovereenkomst af te spreken dat slechts de transitievergoeding tot dat moment wordt betaald.
Mocht de uitspraak van de rechtbank Den Haag u ertoe brengen om de slapende arbeidsovereenkomst te beëindigen of heeft u dat al gedaan, noteert u dan 1 april 2020 alvast in uw agenda. U krijgt vanaf die datum 6 maanden de tijd om een compensatie bij het UWV aan te vragen voor transitievergoedingen die u vanaf 1 juli 2015 heeft betaald in verband met beëindiging van het dienstverband met langdurige zieke werknemers. Wij helpen u graag bij de aanvraag.