Het uitgangspunt bij het bepalen van de waarde van een vakantiedag is dat de werknemer gedurende zijn vakantie in een economisch gelijke positie moet worden gebracht als tijdens gewerkte periodes. Tijdens vakantie moet de werknemer dan ook zijn normale loon ontvangen. Daarbij moeten alle componenten die 'intrinsiek samenhangen met de werkzaamheden' en waarvoor de werknemer een financiële compensatie ontvangt, worden meegenomen. Een werknemer mag dus geen financieel nadeel ondervinden van het opnemen van vakantie.
Uit vaste rechtspraak blijkt dat naast het overeengekomen loon en de vakantietoeslag ook een vaste dertiende maand, eindejaarsuitkering, winstdeling, bonus, provisies en persoonlijke toeslagen (bijvoorbeeld ploegentoeslag) tot het vakantieloon kunnen behoren. Voor het berekenen van (bijvoorbeeld) een gemiddelde bonus wordt een referteperiode van drie tot zes jaar door rechters als redelijk gezien.
Gedurende een aantal jaren werd ook het werkgeversdeel van de pensioenpremie geacht tot het vakantieloon te behoren. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft echter in augustus 2018 geoordeeld dat het werkgeversdeel pensioenpremie niet tot het vakantieloon behoort. Het hof legt hieraan ten grondslag dat de werknemer gedurende het bestaan van de arbeidsovereenkomst nooit aanspraak heeft kunnen maken op uitbetaling van het werkgeversdeel pensioenpremie. Het ziet op een betaling aan een derde (het pensioenfonds) en het is dus geen vergoeding die de werkgever aan de werknemer is verschuldigd. De werknemer heeft er wel recht op dat deze bijdrage wordt voldaan aan het pensioenfonds, maar heeft zelf geen recht op dit bedrag en kan het dan ook niet voor andere doeleinden gebruiken. Deze uitspraak van het hof staat lijnrecht tegenover eerdere uitspraken, zodat enigszins onzeker blijft of het werkgeversdeel tot het vakantieloon moet worden gerekend of niet.
Voor de berekening van het vakantieloon maakt het geen verschil of het gaat om een periode van vakantie tijdens het dienstverband of uitbetaling van vakantiedagen bij het einde van het dienstverband. Verder moeten alle vakantiedagen, dus zowel wettelijke als bovenwettelijke, op gelijke wijze gewaardeerd worden.
Ten slotte nog de vraag wat de waarde is van een vakantiedag bij een slapend dienstverband, bijvoorbeeld na twee jaar ziekte. Een ‘slaper’ heeft recht op 100% loon over vakantiedagen opgebouwd tijdens arbeidsongeschiktheid, ook indien de werknemer 70% loon ontving gedurende ziekte. Een slaper kan dus, in een periode waarin geen recht meer bestaat op loon, vakantie opnemen en heeft dan recht op 100% loondoorbetaling.
Werkgevers, houdt er dus rekening mee dat de waarde van een vakantiedag meer omvat dan alleen het overeengekomen loon en de vakantietoeslag. Mocht u hierover vragen hebben, wij adviseren u graag.