Een belangrijk besluit: over de rol van de ondernemingsraad
Binnen een onderneming is de rol van de Ondernemingsraad (OR) van groot belang. Soms staat de relatie tussen de OR en de bestuurder van de onderneming onder druk, zoals ook in de zaak waarover de Ondernemingskamer onlangs oordeelde. Aanleiding voor de procedure bij de Ondernemingskamer was de verdeeldheid over de vraag of een besluit belangrijk genoeg was in de zin van artikel 25 Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en om die reden eerst ter advies aan de OR had moeten worden voorgelegd.
Feiten
De NLW Groep is een werkbedrijf voor sociaal-maatschappelijke werkgelegenheid die werk biedt aan mensen met een arbeidsbeperking. Er waren in de afgelopen jaren al meerdere conflicten geweest met de OR, waardoor er zelfs een gedelegeerd bestuurder was aangewezen, omdat de OR het vertrouwen in de feitelijke bestuurder had opgezegd.
In de procedure bij de Ondernemingskamer ging het concreet om de inhoud van een presentatie met als titel 'Ontwikkelingen en visie NLW Productie Beschut' die was gegeven door een productiemanager op 25 augustus 2023 aan een aantal leidinggevenden binnen de organisatie. Daarin werden op hoofdlijnen plannen uiteengezet met als tekst “Optimalisatie logistiek en indeling”, “Volledige werkpakketherverdeling onder Robert en Peter” en “Volledig herstructureren: logistiek en werksoorten geher-rangschikt”.
De OR had om opheldering gevraagd over de precieze plannen van de bestuurder, maar kreeg daarop, zo vond de OR zelf, onvoldoende duidelijke antwoorden. NLW Groep stelde zich op het standpunt dat het slechts om procesverbeteringen ging en niet om besluiten met belangrijke personele wijzigingen.
De OR stapte daarop naar de Ondernemingskamer en stelde dat de NLW Groep niet in redelijkheid tot de besluiten had kunnen komen en vorderde terugdraaiing van het besluit en de eventuele doorvoering daarvan in de organisatie, zodat de OR alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om advies te geven.
Oordeel Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer concludeerde dat de OR onvoldoende concreet had aangetoond dat er een adviesplichtig besluit was genomen of gepland was. Er waren immers geen medewerkers overgeplaatst, en ook het takenpakket van een bepaalde afdeling werd niet gewijzigd maar slechts teruggebracht naar de oorspronkelijke opzet, zo oordeelde de Ondernemingskamer. Uit de uitspraak volgt dat het aan de OR is om aan te tonen dat sprake is van een (belangrijk) besluit in die zin van artikel 25 WOR.
Belang voor de praktijk
In de praktijk blijkt het vaak lastig een duidelijke grens te trekken als het gaat om de vraag of een besluit belangrijk genoeg is om ter advies voor te leggen aan de OR. Aanwijzingen daarvoor zijn bijvoorbeeld dat er arbeidsplaatsen verdwijnen, of als rapportagelijnen wijzigen en/of functies en arbeidsvoorwaarden inhoudelijk (ingrijpend) wijzigen. Hoe groter de impact van een besluit op (een deel van de) werknemers, des te groter de kans dat op grond van de WOR om advies moet worden gevraagd.
Als daarover discussie ontstaat kan dat meestal in goed overleg tussen de bestuurder en de OR worden afgestemd en opgelost. Kennelijk was dat in de verhouding tussen de OR en de onderneming in deze zaak niet meer mogelijk: er was blijkbaar eerder te veel gebeurd om nog in goed overleg tot afspraken te komen.
Wilt u meer informatie over trajecten waar de OR (al dan niet) bij betrokken dient te worden, neem dan gerust contact met ons via info@vanbladeladvocaten.nl