ZZP-nieuws: Hoge Raad verduidelijkt toets ondernemerschap in Uber-uitspraak
Steven Bergwerff 11 mrt 2025

ZZP-nieuws: Hoge Raad verduidelijkt toets ondernemerschap in Uber-uitspraak

Bij de inhuur van zzp'ers speelt het risico van (schijn)zelfstandigheid en de vraag of de samenwerking niet toch als arbeidsverhouding gekwalificeerd kan worden. Ook als partijen dat mogelijk niet voor ogen hebben en de samenwerking bewust niet als arbeidscontract, maar als overeenkomst van opdracht vastleggen. Blijkt de werkverhouding toch een arbeidsovereenkomst te zijn, dan heeft dit zowel gevolgen in de arbeidsrechtelijke sfeer (ontslagbescherming, doorbetaling bij ziekte, etc.) als in de fiscale sfeer (loonheffing, belasting, sociale premies, etc.).

De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest van 23 maart 2023 een overzicht gegeven van negen gezichtspunten die relevant zijn bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Van geval tot geval moet een beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden plaatsvinden, waarbij alle gezichtspunten in deze zogenaamde ‘holistische beoordeling’ in onderling moeten verband worden beoordeeld. Het belang van een gezichtspunt kan bovendien per situatie en van geval tot geval verschillen.

Het laatste van de negen gezichtspunten van de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest ziet op het ondernemerschap van de werkende: “ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.” De Hoge Raad heeft in de Uber-uitspraak van 21 februari 2025 verduidelijkt dat dit gezichtspunt niet als zodanig van ander gewicht is dan de andere omstandigheden. Uit de uitspraak blijkt dat zelfs als alle andere criteria wijzen op een arbeidsovereenkomst, het ondernemerschap van degene die de werkzaamheden verricht onder omstandigheden toch de doorslag kan geven waardoor geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Wat deze uitspraak van de Hoge Raad zal betekenen voor het voorliggende wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties (Vbar), moet nog blijken. In het schriftelijk antwoord op Kamervragen van afgelopen 3 maart 2025, is die mede namens de minister van SZW aangegeven dat de uitspraak momenteel wordt bestudeerd en “op basis daarvan besluitvorming zal plaatsvinden over de vorm en het vervolg van het wetsvoorstel Vbar.” Wel is hierbij namens de regering bevestigd: “Wij kunnen expliciet bevestigen dat het criterium van extern ondernemerschap meegenomen wordt in het wetsvoorstel Vbar.

Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen op dit gebied.